Paul Bernhard

T 06 – 235 880 66

E ruinol@gmail.com

W www.ruinolles.com

Fotografie (& poëzie)

“Een vervreemdend beeld, dat tegen het abstracte aan ligt, maar dat nèt niet is”, zo zou het werk van Paul Bernhard (Rotterdam, 1957) het best getypeerd kunnen worden. Of: “niet alledaagse en soms bijna onherkenbare verbanden tussen beeld en taal”.

Geboren in Rotterdam, wilde hij al vanaf jonge leeftijd zijn gevoel uitbeelden, maar vond nooit precies de juiste middelen. Schilderen bleek een tijdelijke discipline.

Na een halve HBO opleiding Nederlands, kwam hij per ongeluk in het boekenvak terecht, waar hij nooit meer afscheid van zou nemen.

Door de digitale ontwikkelingen in de fotografie kwam zijn drang tot visuele verbeelding weer sterker aan de oppervlakte.

Daarnaast diende zich (tijdelijk) een constante stroom van poëzie zich aan, iets dat door het opkomende internet nog versterkt werd. Poëzie als actie en re-actie.

Zo werden geleidelijk aan beiden gecombineerd maar Inmiddels ligt het zwaartepunt op de fotografie.

Ammoniet, nautilus

In de stilte van de ogen
en door leegte van een stem
zijn de sterren gemakkelijk te bereiken

Ga door Nautilus’ gangen en volg
de golven mee de diepte in, waar ruimte
geen ruimte meer is, bestaat alleen de onuitstaanbare
verte die zelfs het leven tart

Zo ontwaak je
in de stilte van haar ogen
door de leegte van zijn stem
en je volgt de weg der ammonieten
Verlangend naar de toekomst reikend
verbijtend zij nietszeggend-  hij verbetenheid

Maar zoals de zachtheid van haar hand
en de hardheid van zijn woorden
beletten zien en horen, smorend stof
na stofdeel in een kloppend hart

blijvend kijken in de stilte van haar ogen
luisterend naar de leegte in zijn stem
want voor zien is gezien en voor
horen gehoord, noodzakelijk
oneindig, eeuwig
ad ibidem

Strandlied

Uit welke hoek de wind ook waait
door de zware lucht boven het gedroomde duin
branding die geen branding is
schuim dat nauwelijks helmgras zaait

Hoe vaak was zij hem niet kwijt
de golf die zich terugtrekt, en verglijdt
in het grauwe water, koud, en zilt
als jutter teruggekeerd die slechts zich zelf kastijdt

Maar zoals ook zij door vloed gedwongen
het strand betreedt, bestaansrecht geeft
doet hij zijn moeite het hoofd te neigen,
en het lied te horen, door haar gezongen